Kort. Krachtig
"It takes time to find yourself as a writer" zei ik ooit op 23-jarige leeftijd tegen een klasgenoot toen we nog niet eens afgestudeerd waren op de school voor journalistiek. Ik weet niet of het bedoeld was als een les of troost aan de bijna 30-jarige Canadees. Maar het was in dezelfde ademhaling duidelijk dat mijn uitspraak lachwekkend was. Sindsdien heb ik mezelf misschien een beetje gevonden als schrijfster, laat zijn weliswaar met lagere pretenties dan toen.
Tot voor kort. Het klinkt cliché. Maar een nieuwe taal betekent dat je opnieuw jezelf als schrijfster moet vinden. Niet omdat ik dat wil. Maar omdat mijn Nederlandse omgeving dat eist.
"Het wordt veel duidelijker als je je vragen één voor één op een rij zet op het begin van het stuk. En daarna ga je die vervolgens antwoorden, één naar één", adviseerde een eindredacteur kort geleden na het lezen van mijn stuk.
Juist. Sindsdien zie ik overal vraagtekens aan het begin van repo's in Nederlandse kranten. Daarna volgt het journalistieke onderzoek. En vervolgens worden de inleidende vragen één voor één beantwoord. Het is gedestilleerd.
"Als je je stijl wilt ontwikkelen moet je weer Martin Bril lezen misschien. Zinnen van een woord enzo. Dat is echt typisch Nederlands. Het is ook een beetje typisch voor hoe de taal in de Nederlandse journalistiek zich heeft ontwikkeld in de laatste 15 jaar", adviseerde een andere schrijver pas.
Ter vergelijking. Op de Zweedse scholen voor journalistiek leer je al vroeg dat je nooit een vraag moet stellen in je tekst (er zijn uitzonderingen, maar goed). De lezer heeft al genoeg vragen! is de redenering. Het ziet er uit als sleutelwoorden. Het is lui schrijven. De lezer heeft geen interesse in het denkproces van jou als journalist, zijn andere redenen.
Vraag. Antwoord. Kort en krachtig moet het dus zijn in het Nederlands. Helder? Zeker weten! Maar leest het fijn? Dat is maar de vraag. Kijk - daar deed ik het goed. Ik kán het wel. Maar in mijn oren begint dan de tekst op een lego-gebouw te lijken. Het geheel wordt in elkaar gepuzzeld met plastic stukjes, die gestandaardiseerd en vervangbaar zijn. Eerst de vraag. Onderzoek. Korte, directe zinnen. Dan het antwoord. Dat is makkelijk te verstaan.
"De Nederlander spreekt zo bondig dat het onvriendelijk wordt" kopte de Volkskrant een tijdje geleden. Het citaat is van een Duitse vrouw die heel goed Nederlands kan en denkt dat de Nederlanders te slordig omgaan met hun taal. '‘Hier hoor je vaak: ‘Koffie?’ ‘Ja, lekker.’ In Duitsland gaat dat in de regel toch anders: ‘Mag ik u een kopje koffie aanbieden?’ ‘Ja graag, en, indien mogelijk, ook een beetje melk en een klontje suiker’', geeft Duitse Dorothee von Flemming als voorbeeld in het artikel.
Ik ga geen enkele Nederlandse lezer aan mijn kant krijgen door te zeggen dat zinnen lang en Duits moeten zijn. Dat denk ik overigens ook niet per se. Maar ik vind het wel bijzonder dat Nederlandse proza en journalistieke teksten vaak gereduceerd worden tot niet veel meer dan sleutelwoorden. Niet zonder ritme, dat geef ik toe. Maar het liefst zo kort en direct als mogelijk. En ja, dat zeg ik alleen maar omdat ik buitenlander ben en de taal niet begrijp. Helemaal gelijk.
Mijn schoonmoeder is het niet eens met mijn kijk op het Nederlands als een taal waar sleutelwoordenproza op prijs wordt gesteld. Zij zou het moeten weten. Ze is namelijk lerares Nederlands voor anderstaligen.
"Zelf vind ik het juist mooi als een schrijver met weinig woorden veel weet te zeggen. Zoals een schilder soms maar een paar verfstreken nodig heeft om een treffend portret neer te zetten" zegt zij. Mooi verwoord. Elke Nederlander die ik hierover spreek lijkt met haar eens te zijn.
Geloof mij. Ik ben geen fan van onnodige woorden, onbegrijpelijke lange zinnen of woorden die de lezer niet snapt. Academisch schrijven is ook fantastisch leuk maar de journalistieke taal is meestal meer doelgroepgericht en behulpzamer voor de lezer.
That said. De taal gebruiken alsof we een lego-gebouw aan het maken zijn is een beetje zonde. Gezien we volwassen zijn en in staat zijn om echt geraffineerde en baanbrekend creaties te maken.
"Als een goede schrijver iets weet te zeggen met heel weinig woorden: Wat is dan het verschil tussen háár taalgebruik en dat van iemand die volgens jou een slechte schrijver is?" vroeg ik vervolgens aan de lerares NT2. Op die vraag heb ik tot nu toe geen antwoord gekregen.
Ik ben een ambitieuze inburgeraar, en tegelijkertijd heel nieuwsgierig. Daarom doe ik mijn best om het Nederlandse journalistieke proza onder de knie te krijgen. Laten we het een experiment noemen.
En het wringt.
Ze zeggen dat ik het nu goed doe, het schrijven. Lidwoorden weghalen? Mag. Maar het wringt omdat het schrijven voelt als plakken met woorden. Als een buitenlander die met de taal worstelt.
Zonder enige gevoel van ritme.
Misschien betekent dit dat ik nu wél weet hoe ik moet schrijven in het Nederlands. Paradoxaal genoeg.